Rie Witteveen, destijds 13 jaar, schrijft over haar oorlogsherinneringen:
“Vrijdagmorgen toen we wakker werden waren de Duitsers er. Ze wilden de boerderij vorderen. Vader en de boer wisten nog zo te praten dat we de kelder in de bijkeuken mochten houden. Eén bank en één stoel hadden we om op te zitten. Daar we met z’n achttienen waren, was dat lang niet voldoende.
Het was een grote boerderij en er konden dan ook heel wat moffen in. Eerst kwam het Rode Kruis met enkele gewonden. Tegen de avond kwam er een Hauptmann met zijn staf. …Gewonden werden in kruiwagens en melkkarretjes vervoerd. De weck en de voorraad van de boerin aten de moffen allemaal op.
Toen het zaterdagavond (7 april) was moesten we in de kelder. ’s Nachts gierden de granaten over het huis. De hele lucht was rood. Het was in de kelder erg koud. We waren dan ook blij toen het morgen was. De ochtend verliep rustig. ’s Middags werden nog een viertal vluchtelingen opgepikt. Maar tegen de avond werd het menens. We zijn de hele avond de kelder niet meer uit geweest. De moffen begonnen de boel al op te pakken. De Hauptmann was ’s avonds al weggegaan.” 1

- Bron: www.archieflettele.nl ↩︎