Henny Peters had met zijn broer een koekjesbakkerij en grossierderij aan de Papenstaat. Hij schrijft een brief aan zijn zwager en zus:
“We zijn alweer een dag verder (7 april). Gisteravond hebben de moffen alles van de spoorwegen opgeblazen. De hele spoorbrug ligt in puin. Er ligt geen stukje meer op. De nieuwe brug ligt nog. De Canadezen staan bij Colmschate. Telkens komen de duikbommenwerpers en jagers op de Duitse stellingen gooien en schieten. Het afweergeschut gaat te keer als een bezetene. Af en toe is het een hels kabaal, maar we wennen er al knap aan.
Het ziet er nog niet naar uit dat we vandaag de bevrijding vieren. Maar ik heb vijf kapsels voor taarten klaar staan. De vulling en crème-garnering, daar wacht ik maar mee tot we vrij zijn. Ik maak ze rood, wit, blauw en oranje.”
